Europese regelgeving steeds meer mondiaal toegepast

Tussen 1995 en 1999 werden de Europese richtlijnen voor liften en machines ingevoerd, met als doel het wegnemen van handelsbarrières tussen de verschillende landen in Europa en het verhogen van de veiligheid van de installaties. Deze richtlijnen en de daarbij behorende normen voor liften (EN 81-1 en -2) gelden in ieder geval voor de bij de Europese Unie aangesloten landen. Maar ook andere landen tonen interesse voor het werken volgens het Europese model.

We vroegen Henk van Eeden, beleidsmedewerker bij het Nederlandse ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, naar zijn mening over de ontwikkelingen. Vanuit dit ministerie is hij ook vertegenwoordiger in de Europese beheercomités voor machines en liften en van daaruit al jaren nauw betrokken bij de totstandkoming van Europese regelgeving. Allereerst licht hij toe dat de Europese regelgeving in vier soorten landen kan worden toegepast. “In eerste instantie zijn dit de EU-landen, Verder zijn er landen die hebben aangegeven zich bij de EU te willen aansluiten. Vervolgens heb je ‘partnerlanden’ zoals Marokko die geen onderdeel zijn van de EU, maar wel geïnteresseerd zijn om handel met Europa te drijven en ten slotte landen die veel exporteren naar Europa, zoals China en Amerika.”

NIET ALTIJD EVEN EENVOUDIG

Hij geeft aan: “De Europese Commissie heeft, anders dan in het verleden, bepaald dat de voorwaarde om handel te drijven met Europa is dat deze landen het hele pakket aan Europese regelgeving moeten overnemen en implementeren. En dat geldt ook voor de daarbij horende EU-infrastructuur voor normalisatie, accreditatie en metrologie. Daarnaast moeten ze per productgroep (zoals liften en machines) de daarop betrekking hebbende Europese richtlijn in de nationale wetgeving opnemen. Pas als daaraan is voldaan in de ogen van de Europese Commissie, kunnen ze hier écht mee aan de slag en kan een handelsverdrag met Europa worden getekend. Voor normalisatie is dat meestal vrij eenvoudig te regelen, hoewel de vertaling van normen uit het Engels, Frans of Duits soms nog wel wat moeite kost. Accreditatie is echter voor hen compleet nieuw en metrologie/kalibratie van standaardwaarden voor producten is ook niet altijd even eenvoudig. Dat vergt dus veel voorbereiding.”

HULP BIJ VOORBEREIDING

Recentelijk was zo’n voorbereidingsproces aan de orde in Oekraïne en Kroatië, Van Eeden: “Belangrijk daarbij is ook een goede voorlichting en informatie-uitwisseling. De Europese Commissie heeft daarom een ontwikkelingsprogramma voor deze en andere toekomstige EU-lidstaten ontwikkeld, genaamd TAIEX (wat staat voor Technical Assistance and Information Exchange).’’ Van Eeden is behoorlijk actief vanuit de TAIEX. “Ook andere marktpartijen kunnen zich aanmelden om hier invulling aan te geven, via tenders. Zo is ook Liftinstituut bij deze voorlichting betrokken.’’ Hij licht toe dat hij de TAIEX-activiteiten niet vanuit het ministerie en de Nederlandse overheid verricht, maar op verzoek van de Europese Commissie. “Ik vind het zélf belangrijk om een bijdrage te leveren aan een goede informatie-uitwisseling met nieuwe partnerlanden om in die landen een betere kwaliteit van producten te bereiken.”

WERKBEZOEKEN OVER-EN-WEER

Zo is hij regelmatig vanuit TAIEX op werkbezoek geweest in landen die geïnteresseerd zijn om te gaan werken volgens het Europese stelsel. Laatst was dat nog in Bulgarije. “Mijn eerste indruk is dat keuringen en de veiligheid van liften daar nog niet altijd goed zijn geborgd. De technische dossiers van de installaties zijn ook vaak omvangrijk en daardoor moeilijk toegankelijk. Opvallend was dat elke liftinstallatie om de twaalf dagen verplicht door een onderhoudsmonteur moet worden bezocht, waarbij deze een soort ‘functietest’ van de lift verricht. Inspecties vinden elk jaar plaats.’’ Ook heeft hij vertegenwoordigers van keuringsinstanties uit Bulgarije ontvangen in Nederland, zodat deze in de keuken van een Europees land konden kijken. “Ze hebben bijvoorbeeld een keuring van een aantal liften bijgewoond. Ik heb hen ook geadviseerd bij keuringen de inspectielijst toe te passen zoals die is ontwikkeld door de NB-L, het Europese overleg van Notified Bodies voor liften.”

TERUGTREDENDE OVERHEID

“Wat het voor Oost-Europese landen complex maakt’’, zo stelt hij, ‘’is dat in deze landen nog gewerkt wordt met een ‘pre-market control system’. Elk product wordt daarbij gecontroleerd door de overheid, voordat het op de markt komt. Bij de omschakeling naar het Europese stelsel moeten de overheden van die landen straks dus veel meer uit handen geven. Maar de overheden zien ook mogelijkheden in het nieuwe stelsel, dat veel transparanter is, is gebaseerd op marktwerking en geen ruimte laat voor corruptie. Het komt namelijk nu nog wel eens voor dat er accreditaties en goedkeuringen worden gekocht. Dat is natuurlijk een kwalijke zaak.’’ Hij benadrukt echter dat Oost-Europese landen niet in alle opzichten achterlopen. “In een land als Oekraïne zijn er bijvoorbeeld veel goede laboratoria en ook hun normen zijn redelijk up-to-date.”

TURKIJE AL BEST VERGEVORDERD

Gevraagd naar de situatie in de mediterrane landen, geeft Van Eeden aan: “Ook daar geldt een ‘pre-market control system‘. In tegenstelling tot de landen in Oost-Europa, is er echter vaak nog weinig industrie en normering voor producten ontwikkeld. Ook beschikken deze landen nog over relatief weinig laboratoria. Ze hebben dus wat meer achterstand. De weg die ze moeten gaan, is echter dezelfde als bij andere landen die volgens de Europese methode willen gaan werken.’’ Wat een land als Turkije betreft, ziet hij de situatie positiever: “Men is daar al best ver gevorderd met het werken volgens Europese wetgeving. Er zijn daar grote stappen gemaakt en er vindt al veel handel met Europa plaats.’’

MONDIALE TOEPASSING EN 81-1 EN -2

“Met Amerika, Canada en Australië zijn handelsovereenkomsten gesloten, waarbij niet dezelfde voorwaarden zijn gesteld als voor landen die zich nu bij de EU willen aansluiten. Hetzelfde geldt voor Rusland’’, vertelt Van Eeden. “Wat normering betreft, zie je dat ze wel het Europese model steeds meer integraal overnemen. En dat geldt met name voor normen voor liften. Zo worden de EN 81-1 en 81-2 steeds meer mondiaal toegepast. Andere landen zijn er kennelijk van overtuigd dat Europa de beste normen op dit gebied heeft. En daar ben ik, als mede-betrokkene bij de ontwikkeling van Europese regelgeving, best trots op.’’

ACCREDITATIE VERANDERT

In het gesprek met Van Eeden komt ook een belangrijke wijziging naar voren op het gebied van accreditatie. Per 1 januari 2010 wordt namelijk de inmiddels goedgekeurde Europese Verordening 765/2008/EG van kracht. Van Eeden: “Daarin is bepaald hoe de accreditatiestructuur en het markttoezicht in Europa moet plaatsvinden. Zo staat erin dat er per lidstaat maar één accreditatie-instelling mag zijn. Dat is dus anders dan nu het geval is, waar er soms meer accreditatie-instellingen per land zijn. Daarmee is onderlinge concurrentie per land ook uitgesloten. De Europese Commissie wil ook dat accreditatie het instrument wordt voor aanwijzing van instellingen die overeenstemmingsbeoordelingen uitvoeren. Daarbij kan sprake zijn van een verplichte, maar ook van een vrijwillige accreditatie. In deze verordening wordt accreditatie niet als absolute verplichting gesteld voor de aanwijzing van keuringsinstellingen. Wel moeten de toetsingscriteria voor accreditatie transparant en voor alle landen gelijk zijn. Nieuw is ook dat een keuringsinstelling alleen maar een accreditatie kan behalen in het eigen land.’’

‘PEER EVALUATIONS’ BLIJVEN

Wat niet verandert, is dat de accreditatie-instellingen onderling afstemming blijven plegen en elkaar wederzijds controleren. Van Eeden: “Alle accreditatie-instellingen blijven verenigd in één Europees orgaan, namelijk de European Cooperation for Accreditation. Ter bewaking van de onderlinge kwaliteit van deze instellingen worden regelmatig zogenaamde ‘peer evaluations’ gehouden, oftewel collegiale toetsingen. Dat systeem werkt goed en gaat dus niet veranderen.’’ Op de vraag of Notified Bodies ook een toetsing bij dit Europese orgaan van Accreditatie instellingen kunnen aanvragen van keuringsinstellingen als ze denken dat die keuringinstellingen (in andere landen) de richtlijnen niet volgen, geeft hij aan dat dit niet mogelijk is. “Wél kan een Notified Body de overheid benaderen van het land waar de in hun ogen niet goed functionerende Notified Body is aangewezen. Die kan vervolgens eventueel de lokale accreditatie-instelling inschakelen om hier nog eens kritisch naar te kijken.’’