Recommendation for use voor liften in windmolens

Voor liften in windmolens bestaat nog geen geharmoniseerde productnorm. Om toch zo veel mogelijk eenduidigheid te realiseren voor fabrikanten en voor notified bodies die de EG-typecertificering uitvoeren, is onder leiding van Liftinstituut een zogenaamde recommendation for use (RFU) opgesteld.

Enige tijd geleden hebben we u via Liftinstituut Magazine u geïnformeerd over liften in windmolens. In dit artikel hebben we aangegeven dat er een recommendation for use (RFU), een veiligheidsrichtlijn voor notified bodies, in ontwikkeling is voor deze speciale soort liften. Deze richtlijn, opgesteld door Liftinstituut, samen met de andere notified bodies binnen dit werkveld, is nu gereed en ook bekrachtigd door de ‘horizontal commitee’ (HC). Dit is het afstemmingsoverleg tussen alle notified bodies die actief zijn binnen alle werkvelden van de Richtlijn machines. Liftinstituut is namelijk aangewezen als notified body voor dit specifieke werkveld windmolenliften en daarnaast voor de werkvelden hefbruggen voor voertuigen en logische eenheden voor veiligheidsfuncties.

Richtlijn machines

Liften in windmolens zijn uitgesloten van de Richtlijn liften (2014/33/EU) en vallen hierdoor onder de werkingssfeer van de Richtlijn machines (2006/42/EG). Deze liften zijn namelijk een onderdeel van de windmolen (ook een machine) en worden gebruikt om de werkplek, de turbine in de gondel (zo noemt men de ruimte waarin de turbine staat), te bereiken. Deze liften worden gezien als: ‘hijs- en hefwerktuigen die met een machine zijn verbonden en uitsluitend bestemd zijn om de toegang tot de werkplek, inclusief onderhouds- en inspectiepunten op de machine, mogelijk te maken’.

Geen geharmoniseerde productnorm

Voor dit type installaties bestaat nog geen geharmoniseerde productnorm. Daarom moet de fabrikant in het bezit zijn van een kwaliteitsborgingssysteem conform bijlage X van de Richtlijn machines. Of hij moet een EG- type onderzoek laten uitvoeren door een notified body. In werkgroep TC10/WG11 wordt wél druk gewerkt aan een norm (EN 81-44) voor dit type machines. Liftinstituut is in deze werkgroep vertegenwoordigd. Op dit moment zijn er diverse fabrikanten met EG-typegecertificeerde producten, maar met verschillende veiligheidsvoorzieningen. Dit heeft de Working Group (*) voor machines ook vernomen. Deze Working Group heeft daarom de VG9 (**) gevraagd een RFU voor liften in windmolens op te stellen. Een RFU is een werkdocument voor notified bodies hoe invulling te geven aan een bepaald vraagstuk.

Aanbeveling voor gebruik

Liftinstituut is vertegenwoordigd in zowel het HC-overleg als VG9-overleg. Liftinstituut onderschrijft de vraag van de Working Group en heeft dit opgepakt. Onder leiding van Liftinstituut is een RFU opgesteld, die na veel overleg met notified bodies door Europa recent is bekrachtigd in het HC-overleg. Hierdoor is de RFU verplicht geworden voor nobo’s om te gebruiken bij certificatieprojecten. Ook voor fabrikanten is deze RFU nu te gebruiken als stand van de techniek, totdat de in ontwikkeling zijnde norm EN 81-44 is geharmoniseerd. Bekrachtiging door de Working Group van deze RFU is een formaliteit.

Belangrijkste eisen

De belangrijkste eisen die in deze RFU (CNB-M-09-318rev6) worden gesteld, zijn:

  • Om stoot- en knelgevaar te voorkomen tussen de gebruiker op de ladder en het platform moet de afstand groter zijn dan 0,5 meter. Indien deze afstand kleiner is, moet zowel de onderzijde als bovenzijde van het platform worden voorzien van een beveiliging tegen dit stootgevaar.
  • De ladder is in de mast aangebracht, onder andere om een alternatieve vluchtroute te kunnen bieden bij calamiteiten.
  • De stopplaatsen moeten zijn voorzien van deuren of een hekwerk, aangevuld met de eerdergenoemde beveiliging tegen stoot- en knelgevaar. Indien de afstand van het platform tot de stopplaats groter is dan 0,5 meter, is enkel een hekwerk voldoende.
  • De afsluitingen op de stopplaatsen mogen pas geopend kunnen worden als het platform vóór de verdieping staat.
  • De afsluitingen op de stopplaatsen moeten met aanvullende voorzieningen te openen zijn voor het gebruik van de ladder (indien voorzien), wanneer het platform niet aanwezig is.
  • De deur van het platform mag tussen de verdiepingen niet geopend kunnen worden. Indien voor onderhoud dit toch noodzakelijk is, mag het platform niet meer kunnen hijsen/dalen en moeten er aanvullende maatregelen voor de gebruiker worden getroffen om vallen van hoogte te voorkomen.
  • Door gebrek aan ruimte in de mast en de kans op vallende voorwerpen moet het platform volledig gesloten zijn. Dit om te voorkomen dat de liftgebruiker, of door hem vervoerd gereedschap of materiaal, tijdens de rit in aanraking komt met obstakels in de mast.
  • Er moeten maatregelen worden getroffen om, in geval van een noodsituatie, de liftgebruikers te kunnen evacueren.

Hogere hijs- en daalsnelheid

De hijs- en daalsnelheid van dit type installaties mag hoger liggen dan 0,15 m/s, omdat deze liften onderdeel zijn van een machine en specifiek zijn bedoeld voor het toegang verlenen tot de werkplek voor het uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden (zoals specifiek benoemd in de Richtlijn machines).

*)De Working Group bespreekt praktische vraagstukken welke naar boven komen in het toepassen van de Richtlijn en adviseert het Machine Comité. In deze Working Group zitten vertegenwoordigers van de lidstaten, beleidsmede- werkers van de Europese commissie en vertegenwoordigers van belanghebbenden.

**)Vertical Group 9: Notified bodies die zijn aangewezen voor werkveld 17 Hijs- en hefwerktuigen voor het heffen van personen of van personen en goederen waarbij een gevaar voor een vrije val van meer dan 3 meter bestaat.